Wetenschappers over anti-paardensport-statements
‘Van de uitzondering wordt de regel gemaakt’
Paardenwelzijn is en blijft een hot item binnen onze sport. Meer dan ooit besteden we er aandacht aan, tegelijkertijd hebben we meer dan ooit te maken met een tegengeluid, vooral richting de topsport. We vroegen drie wetenschappers zich te buigen over opvallende uitspraken tegen de paardensport.
Tekst Peter van Pinxteren Beeld Arnd.nl en Sushilla Kouwen/Paard&Sport
Aan ieder verhaal zitten twee kanten. Die vlieger gaat ook op als het over paardenwelzijn gaat. Zo mogen we stellen dat ons land mondiaal tot de koplopers op dit gebied behoort, zowel in de sport als bij het houden van paarden. Factoren als toenemende wetenschappelijke kennis en onze welvaartsstaat leggen hiervoor het fundament en de persoonlijke motivatie van veruit de meeste ruiters en eigenaren om het goed te willen doen voor hun paard(en) vormt de drijvende kracht. Dat is iets om trots op te zijn en om stil bij te staan. Echter niet te lang.
‘Topsport vraagt veel van het paardenlichaam, maar niet het maximale’
Want zeker niet alles gaat naar wens en dezelfde passie voor het paard zorgt ervoor dat we misschien wel nooit tevreden zijn en stappen voorwaarts willen blijven maken. Niet voor niks werkt de sector in zijn geheel, met daarbij de KNHS als een van de hoofdactoren, voortdurend aan verbeteringen op het gebied van paardenwelzijn.
PUBLIEKE OPINIE Vanuit het streven om het steeds beter te willen doen, bestaan er ook diverse contacten en regelmatige overleggen met dierenrechtenorganisaties, zoals de Dierenbescherming en de Partij voor de Dieren. Sinds enkele jaren klinkt er uit de hoek van dierenrechtenorganisaties ook een ander geluid. Een duidelijk antipaardensportgeluid, dat vooral rondom de grote topsportevenementen de kop opsteekt en we niet eerder in deze mate voorbij hebben zien komen. Uitzonderlijke excessen worden daarbij als de norm gepresenteerd en bij de onderbouwing van dit alles wordt verwezen naar wetenschappelijk onderzoek.
Maar hoe kijken gerenommeerde wetenschappers tegen deze uitlatingen en de aangedragen bewijslast aan? We vroegen het aan drie van hen, afkomstig uit evenzoveel verschillende vakgebieden.
TOPSPORT VERSUS DIERENLEED In verschillende uitlatingen komt de vrije wil van het paard voorbij. Als het over het bedrijven van topsport gaat, wordt gesteld:
‘Als je een paard z’n gang laat gaan, dan kiest hij niet voor topsport. Je moet het dier hiertoe dwingen. Paardensport kan niet bestaan zonder dierenleed.’
Dr. Carolien Munsters is gepromoveerd op de inspanningsfysiologie voor paarden en begeleidt via haar bedrijf Equine Integration diverse (top)sportpaarden op het gebied van fysieke training. Ze reageert met: “Het klopt dat een paard er niet zelf voor zal kiezen. Maar dat is omdat een paard of welk ander dier dan ook zich er niet van bewust is wat de gevolgen zijn van een bepaalde keuze op de lange termijn. Dat wil alleen niet zeggen dat topsport meteen schadelijk is.”
De marathon willen mensen steeds sneller lopen, maar in de eventing blijft de optimale snelheid 570m/min.
Het lopen van een Grand Prix is geen al te heftige inspanning, zo blijkt uit metingen.
BELASTING OP JONGE LEEFTIJD
Goede bedoelingen met oog op paardenwelzijn kunnen ook averechts uitpakken. Iets dergelijks komt naar voren uit de inmiddels wijdverbreide stelling dat paarden op jonge leeftijd zo weinig mogelijk belast moeten worden en dat het beter is eerst te wachten tot groeischijven van de beenderen zijn gesloten, oftewel het paard helemaal volgroeid is. Volgens Carolien Munster een gevaarlijke en rare gedachte. Ze vertelt: “Heel belangrijk is sowieso de belasting tot twee jaar. Paarden moeten van jongs af aan veel en flink kunnen bewegen. Dat bevordert de belastbaarheid van pezen, kraakbeen en bot op latere leeftijd. En dat heb je nodig als sportpaard. Belasting op jongere leeftijd is dus goed, maar wel met mate. Juist als die groeischijven nog niet gesloten zijn, krijgen paarden daardoor sterkere botten, pezen en banden. Doordat er mensen zijn die menen dat je moet wachten tot de groeischijven gesloten zijn, merken we echter een averechts effect, terwijl je op basis van wetenschappelijke studies zelfs eerder zou moeten beginnen in plaats van later. Nogmaals, wel met mate. Je zou hier een vergelijking kunnen maken met onze kinderen. De meeste groeischijven van ons als mensen zijn op zestien- tot achttienjarige leeftijd pas gesloten en het zou heel gek zijn als onze jeugd niet zou sporten tot die leeftijd. Het is juist belangrijk dat paarden op jonge leeftijd sporten en veel bewegen om uitval en problemen op latere leeftijd te voorkomen. Heel bijzonder hoe zo’n verhaal binnen de paardenwereld een eigen leven is gaan leiden en ons juist het verkeerde pad opstuurt.”
De Belgische gedragsdeskundige dr. Marc Pierard, op zijn beurt gepromoveerd op de toegepaste ethologie van paarden, zegt erover: “Het paard snapt niet wat topsport is en kan niet kiezen voor iets dat het niet snapt. Maar zeggen dat het dan automatisch dierenleed is om niet zelf in een arena 1.60m te springen of moeilijke dressuuroefeningen te doen, is wat anders. Als je hengsten in het wild observeert, zie je de gevraagde dressuuroefeningen terug, alleen op een ander moment. Dat topsport mishandeling en dierenleed zou zijn, is alvast niet bewezen. Zeker niet als je het doet op een manier die voor het paard haalbaar is qua opbouw en niveau.”
Dr. Thijs van Loon, werkzaam bij het Sporthorse Medical Diagnostic Centre (SMDC) in Heesch en bij de overkoepelende keten Altano, heeft woorden van gelijke strekking. De specialist veterinaire anesthesie mag pijnbestrijding en het herkennen van signalen die duiden op pijn bij paarden tot zijn vakgebied rekenen.
‘Een paard heeft van nature een heel veel grotere atletische capaciteit dan de mens’
Hij zegt: “Deze conclusie is te kort door de bocht geformuleerd. Je kunt paarden op een positieve manier veel leren en door dit uit te bouwen kunnen ruiters met hun paarden uiteindelijk op een hoog niveau sport bedrijven. Vanuit de veterinaire kant bieden we sportpaarden de best mogelijke zorg. Steeds meer is dit ook preventieve zorg, waardoor problemen voorkomen kunnen worden.”
NIET TOT HET GAATJE We nemen een ander standpunt onder de loep:
‘Topsport is enorm zwaar voor lichaam en geest, atleten wijden hun hele leven aan de sport. Een mens kiest hiervoor, een paard niet.’
Als het over belasting gaat, belanden we in het vakgebied van Carolien Munsters. De inspanningsfysiologe legt uit: “Er is hier wel een verschil met de mens. Daar wordt over het algemeen topsport gezien als het maximale dat voor iemand haalbaar is en er worden telkens grenzen verlegd. Neem de marathon. Mensen proberen onder de grens van twee uur te duiken en zijn totaal kapot na afloop. Ze kunnen echt niet harder dan ze op dat moment rennen.
Topsport bij paarden is, als we kijken naar de olympische disciplines dressuur, springen en eventing, geen sport waarbij paarden maximaal tot het uiterste gaan om die inspanning te leveren. De topsport vraagt veel van het lichaam, ook qua training en voorbereiding, maar niet het maximale. Paarden hoeven niet tot het gaatje, en dat komt vooral door de soort disciplines die we met ze beoefenen. Het draait eigenlijk meer om technische skills dan om maximale fysieke skills. Die tijd van de marathon schuift telkens op, maar bijvoorbeeld bij de eventing blijft de optimale snelheid 570m/min. Bij het springen blijft het aantal hindernissen in een parcours hetzelfde en worden de hindernissen niet steeds hoger door de jaren heen. Daarnaast worden paarden specifiek gefokt voor de topsport, waarbij getracht wordt de beste atleten met elkaar te kruisen. Dat zorgt ervoor dat technisch het niveau wellicht omhooggaat, maar dat de paarden het fysiek goed aankunnen. Het is dus wel topsport, en dat geldt ook voor dressuur, maar in een andere vorm dan dat je het lichaam continu maximaal belast tijdens een wedstrijd. Bij de draf- en rensport ligt dit overigens wel anders, maar zeker niet bij de olympische disciplines.”
‘Je moet jezelf begrijpelijk opstellen en alles geleidelijk opbouwen voor het paard.’
‘Het gebeurt dat je te snel bent gegaan voor het paard, maar dan zet je weer een stapje terug en los je dat op’
ATLETISCHE CAPACITEIT Daar komt nog bij dat een paard van nature een heel veel grotere atletische capaciteit heeft dan de mens, laat Munsters weten. “Als je het even zwart-wit vergelijkt, traint een gemiddelde humane topsporter vier jaar lang zes uur per dag om naar de Olympische Spelen te kunnen, terwijl een olympisch paard gemiddeld één uur per dag, vijf, maximaal zes dagen in de week traint. Als je een paard goed traint qua belasting en belastbaarheid, en tussendoor zijn rust geeft, is het dankzij zijn grote atletische capaciteit zeker in staat om op dat hoge niveau te presteren. Daar hebben we ook bewijs voor, aan de hand van metingen van paarden die op Grand Prix niveau lopen. Dat doen ze zonder dat het een al te heftige inspanning voor ze is.”
Wel benadrukt Munsters de individuele verschillen bij paarden en de rol van de ruiter bij het bedrijven van topsport. Ze zegt: “Het is belangrijk te realiseren dat niet elk paard geschikt is voor de topsport qua fysiek talent, net als bij mensen. Uiteindelijk loopt maar een bescheiden aantal op dat niveau. Dat zijn dan ook paarden die de juiste aanleg en een bovengemiddelde fysieke capaciteit hebben. Daarbij hebben we natuurlijk een verantwoordelijkheid als mens ten opzichte van een paard. We fokken paarden op hun meewerkende karakter en ze geven van nature niet altijd hun grens aan. Ze lopen op karakter door en dan is het aan ons om ze tegen zichzelf in bescherming te nemen. Paarden kunnen maskeren dat het eigenlijk op dat moment niet zo goed gaat. Het gedrag aan de buitenkant laat niet altijd de binnenkant zien, zo is uit onderzoek naar voren gekomen.”
Topsportpaarden zijn over het algemeen energiek en verkeren bepaald niet in een staat van aangeleerde hulpeloosheid.
DYNAMISCH DIERENWELZIJN
Door toenemende kennis is de wetenschap de laatste jaren ook vanuit een andere visie naar dierenwelzijn gaan kijken, dit in de hoedanigheid van het zogenaamde dynamisch dierenwelzijn. Hieruit komt onder meer naar voren dat uitdagingen voor dieren, zelfs minder prettige, uiteindelijk tot beter welzijn kunnen leiden. Gedragsdeskundige Pierard trekt dit door naar de paarden en zegt: “Paarden zijn geëvolueerd om in een uitdagende omgeving te overleven, met roofdieren, gebrek aan eten in de winter en soms ook gebrek aan water. Natuurlijk moet je een paard niet te veel stress geven, net als bij mensen, maar als je paarden gewoon op een weide zet en er gebeurt verder echt niks, is dat waarschijnlijk saai voor ze, aangezien ze daarvoor niet zijn geëvolueerd. Door ermee te rijden kan er juist een verrijking plaatsvinden, zeker als je dat zo opzet dat het paard op het einde van een sessie iets heeft geleerd. Dat geeft een positieve impuls naar de hersenen toe, met dopamine en serotonine en allerlei hormonen die positieve gevoelens opwekken. Dat weten we. Je laat ze als het ware een puzzel oplossen en dan komen allerlei positieve stoffen vrij en worden nieuwe en sterkere verbindingen in de hersenen gevormd.” (lees meer in kader 'Niet 100% gelukkig')
VERZET BREKEN Een opvallend negatief beeld van het leven van een topsportpaard wordt in dit statement geschetst:
‘Een paard is fysiek groot en sterk, maar mentaal vaak niet in staat om zich langdurig te verzetten. Er worden steeds zwaardere bitten, sporen of bijzetteugels gebruikt totdat het verzet breekt en het paard geen andere uitweg ziet dan gehoorzamen. De subtiele signalen die paarden tijdens wedstrijden uiten, worden in de topsport volledig genegeerd.’
Gedragsdeskundige Pierard: “Opnieuw een zeer extreme uitspraak waar onvoldoende bewijs voor bestaat. Je kan het verzet breken, om het zo dan maar te noemen, maar dan ben je natuurlijk al niet goed bezig. Je kan namelijk verzet voorkomen, doordat je zorgt dat het paard begrijpt wat je wilt en je je training geleidelijk aan opbouwt, zowel fysiek als mentaal. Dan volgt er weinig of geen verzet en hoef je niks te breken. Een goede ruiter voorkomt verzet, en ja, het gebeurt dat je te snel bent gegaan voor het paard, maar dan zet je weer een stapje terug en los je dat op. Je moet tot het mentale van het paard doordringen, je begrijpelijk opstellen en alles geleidelijk opbouwen. Daarbij maak je gebruik van de leertheorieën van het paard, zoals we die wetenschappelijk hebben gedefinieerd. Ik vind het ook raar om te spreken over breken van verzet in context met paarden. Misschien komt dit voort uit de Engelse term voor inrijden, breaking a horse.
‘We moeten de wetenschap positief inzetten en correct vertalen naar de praktijk’
Dat is de traditionele term, maar wil niet zeggen dat je het paard letterlijk of figuurlijk breekt. Tegenwoordig wordt vaker de term starting a horse of foundation training gebruikt.”
RUIMTE VOOR VERBETERING Natuurlijk kan een paard uit angst dingen voor je doen, vervolgt Pierard. “Maar als er dan iets misloopt, loopt het ook goed mis. Ik zeg niet dat het nooit gebeurt, maar wat je hier ziet is dat van de uitzondering de regel wordt gemaakt. Dat is natuurlijk niet correct. Mijn persoonlijke indruk is geheel anders als je spreekt met ruiters, coaches en juryleden. 99,9% van de paardenmensen keurt dergelijke extremen af. Wel is er altijd ruimte voor verbetering. Geen enkel mens is perfect en geen enkel paard is perfect. Daarom moeten we de wetenschap positief inzetten en correct vertalen naar de praktijk. En niet zeggen, er zijn hier en daar problemen, dus dan moeten we het maar gewoon afschaffen. Als het zo werkt, moeten we heel veel dingen gaan afschaffen.”
AANGELEERDE HULPELOOSHEID Binnen de woorden die worden gebruikt, komt de term ‘aangeleerde hulpeloosheid’ regelmatig voorbij. Zo ook in onderstaande.
‘Met pijnlijke dwangmiddelen, zoals een bit met hefboomwerking, een kinketting en een zweep, kun je door middel van structurele training de vrije wil van het paard eenvoudig afnemen.
Het paard ondergaat van jongs af aan zijn lot. Deze systematische training brengt paarden in een mentale staat van ‘aangeleerde hulpeloosheid’.’
Dr. Pierard is duidelijk: “Als het zo verwoord wordt, is het niet juist. Aangeleerde hulpeloosheid is een reactie van het paard op onvoorspelbare signalen. Welk soort bit of spoor je gebruikt, doet er niet toe. Als je bijvoorbeeld de ene keer een ophouding met de teugel maakt omdat je wilt dat het paard stopt, maar een andere keer wil je wat anders en de volgende keer weer wat anders, snapt het paard het niet meer en zegt na een tijdje: ‘Maar hier luister ik niet meer naar. Ik doe niks meer.’ Dat is aangeleerde hulpeloosheid. Het is een depressieve mentale staat van het paard en topsport bedrijven is dan niet eens mogelijk. Als je van jongs af aan op een begrijpelijke manier voor het paard inzet op een geleidelijke opbouw, dan wordt het paard daar niet depressief van. Sterker nog, dan wordt hij daar blij van. Als je met je teugels heel consistent bent en het paard laat vertragen of laat stoppen elke keer als je een beetje met je hand knijpt en dat gaat altijd hetzelfde, kun je uiteindelijk super licht met die hulp zijn. Voor het paard is het dan eerder alsof het de controle heeft. Zo van: ‘Hij zet druk op mijn bit, ik zal eens stoppen en kijk, hij stopt direct met druk zetten.’ Dus zeggen dat een paard zomaar onder dwang staat, klopt niet.”
‘Door met paarden te rijden kunnen nieuwe en sterkere verbindingen in de hersenen gevormd worden’
HET BIT Het gebruik van het bit wordt per definitie als iets slechts gezien. Standaard komt terug dat (top)sportpaarden door het gebruik ervan pijn ervaren.
‘Via een bit in de mond geeft de ruiter sturing aan het paard. Door de krachtige werking van het bit kost het de ruiter weinig moeite om het paard pijn te doen en ‘respect af te dwingen’.’
De bewering wordt ondersteund door wedstrijdfoto’s waarop deze pijn in de gezichtsuitdrukking van het paard zichtbaar zou zijn. Daarbij wordt gebruik gemaakt van onderzoek naar pijnlijke gezichtsuitdrukkingen. Dr. Thijs van Loon ageert tegen deze wijze van bewijslast aandragen en zegt: “Wat je hierbij moeten weten, is dat er bij paarden inderdaad veel onderzoek is gedaan naar gezichtsuitdrukkingen, zowel nationaal als internationaal, ook in relatie tot pijn. Dit is echter met name gebeurd bij paarden die niet gereden worden. Deze paarden staan op stal in een rustige omgeving en worden niet beïnvloed door wat er rondom hen heen gebeurt, zoals op wedstrijd. Daar heb je het punt dat informatie dus uit de context wordt getrokken.
Wetenschappelijke literatuur over gezichtsuitdrukkingen die zouden kunnen duiden op pijn, zijn in het verleden eerder al in de verkeerde context toegepast. Dierenrechtenorganisaties extrapoleren situaties van paarden die in rust worden geobserveerd, zonder dat er een ruiter op zat en zonder dat er een hoofdstel of bit aan te pas kwam, naar situaties op wedstrijden. Dit terwijl alles dat uit die onderzoeken naar voren is gekomen, niet zomaar te gebruiken is voor wedstrijdsituaties waarbij een ruiter op een paard zit. Prikkels vanuit de ring, het publiek en andere paarden, die volop aanwezig zijn, beïnvloeden ook de gezichtsuitdrukkingen. Als een paard kortdurend de oren naar achteren richt tijdens het rijden, kan dit ook komen doordat het bijvoorbeeld geluiden uit de omgeving hoort.”
MOMENTOPNAMES Het beoordelen van pijnsignalen op basis van fotomateriaal is wetenschappelijk niet verantwoord, vervolgt Van Loon. “Betrouwbaar onderzoek naar pijnsignalen bij het paard gebeurt niet voor niks altijd op basis van langere observaties en video-opnames. Bij het gebruik van foto’s ontstaat te veel ruis om dit als bewijsmateriaal naar voren te brengen.
Het paard kan de oren naar achteren richten doordat het geluiden uit de omgeving hoort.
Zonder de context waarbinnen een gedraging te zien is, weet je eigenlijk niet wat dit precies betekent en of het paard daadwerkelijk pijn heeft. Een typische uiting van pijn bij een paard kan zijn dat hij de ogen wijd open heeft, met ver openstaande neusgaten en strakke mondhoeken. Maar als je dat op een foto hebt staan, weet je niet waarom hij dat deed. Als een paard ergens van schrikt kan hij namelijk een vergelijkbare uitdrukking tonen. Je ziet dus misbruik van wetenschappelijke bewijsvoering, maar de leek heeft hier natuurlijk geen idee van. Overigens is uit Engels onderzoek wel gebleken dat gezichtsuitdrukkingen tijdens het werk onder het zadel kunnen bijdragen aan het herkennen van pijn. Dit kan dan wel alleen bij langere observaties en in relatie tot andere signalen van het paard die op ongemak kunnen wijzen.”
TRANSPORT VAN PAARDEN Juist topsportpaarden kunnen op jaarbasis veel reiskilometers maken. Hierover zien we voorbij komen: ‘Sportpaarden reizen veel van en naar wedstrijden. Dit veroorzaakt veel stress.’ Carolien Munsters is duidelijk: “Nee dat klopt niet. Natuurlijk heb je individuele variatie, maar er is veel onderzoek gedaan bij transporten en de meeste paarden worden comfortabel vervoerd. Juist de topsportpaarden ervaren eigenlijk nauwelijks stress. Transport op de vrachtwagen komt voor hen qua intensiteit eerder in de buurt van het op stal staan of als ze staan te slapen. Ook bij transport in het vliegtuig zien we dat. Wel is het zo dat het management moet kloppen voor de paarden, vooral bij lange transporten. Hebben ze eten en drinken en kunnen ze tussendoor de benen strekken?”
‘Je ziet misbruik van wetenschappelijke bewijsvoering, maar de leek heeft hier natuurlijk geen idee van’
SPOREN EN ZWEEP Dan komen we uit bij de sporen en zweep. Deze hulpmiddelen zijn aanleiding voor de volgende bewering: ‘Veel paarden worden getraind met fysiek geweld. Tijdens de training wordt een paard met een zweep geslagen en met sporen in de zijden geprikt. Zo krijgt het dier veel ‘respect’ (lees: angst) voor deze middelen, en reageert het tijdens een wedstrijd snel op de ruiter.’