Eerst een goede basis,
DAN PAS EEN HULPMIDDEL
Menig ruiter maakt tijdens het paardrijden weleens gebruik van een hulpmiddel zoals een zweepje of sporen. Maar wat is nu de correcte manier om zo’n hulpmiddel in te zetten? Waar dienen ze eigenlijk voor en is er ook controle op onjuist gebruik?
Tekst Patricia Lourens Beeld Arnd.nl
De basisuitrusting in onze sport bestaat uit een hoofdstel, meestal met bit, twee teugels en natuurlijk een zadel. Alles wat we extra kunnen inzetten bij het rijden en het geven van hulpen noemen we hulpmiddelen. We hebben het dan over de zweep, sporen maar ook hulpteugels zoals een martingaal, thiedemann of slofteugel.
DUIDELIJKHEID BIEDEN Marion Schreuder, KNHS-docent bij de instructeursopleidingen, is heel duidelijk over wanneer je precies een hulpmiddel in moet zetten. Ze legt uit: “Hulpmiddelen, het woord zegt het al, zijn een extra hulp voor de basishulp. Voordat je nog maar begint te denken aan het inzetten van hulpmiddelen is het állerbelangrijkste dat het paard aan de normale hulpen gehoorzaam moet zijn. Dat wil zeggen dat een paard op een lichte aanwijzing van de beenhulpen voorwaarts of zijwaarts moet gaan, dat hij door een zit- en gewichtshulp moet versnellen of tempo terug moet nemen en dat de teugel hem helpt om te sturen en in te werken voor nageeflijkheid en aanleuning. Dat zijn in principe de basishulpen van een ruiter. Nu kan het zijn dat bijvoorbeeld een jong paard de hulpen nog niet herkent en niet snapt dat een beenhulp voorwaarts betekent. Dan kun je het zweepje aanvullend gebruiken. Je vraagt eerst de beenhulp en als het paard niet reageert, geef je een iets sterkere beenhulp. Als het paard dan nog niet reageert kun je een kleine tik met het zweepje achter je kuit geven. De zweep is dus niet in plaats van de beenhulp, maar een extra hulp om het paard meer duidelijkheid te geven wat we precies van hem verwachten. En het is dus ook absoluut geen strafmiddel. Je ziet dat in verdere stadia van africhting de lengte van de zweep langer wordt, omdat je met een langere zweep makkelijker een keertje de achterhand van het paard extra kunt activeren. Dan kan handig zijn bij het aanleren van dressuuroefeningen op hoger niveau zoals de piaffe en de pirouette.”
Sporen met een draaiend wieltje zijn alleen toegestaan bij de paarden. Alle voorwaarden staan in de KNHS Harnachementsgids.
‘Hulpmiddelen zijn een extra hulp voor de basishulp’
VERFIJNDERE HULPEN GEVEN Marion vervolgt: “Hetzelfde geldt eigenlijk voor sporen. Menig ruiter ziet sporen als onderdeel van zijn basisuitrusting maar een paard moet altijd eerst gehoorzaam zijn aan de beenhulpen. Pas als hij dat goed doorheeft, kun je als ruiter beginnen met het geven van verfijndere hulpen en daar kan een spoortje bij helpen. Een knopspoor kan de ruiter helpen om zijn benen mooi naar beneden te houden en kleine aanwijzingen met het been te geven. Dan hebben we als laatste nog de teugelhulp waarmee je een paard naar links en naar rechts laat bewegen. De teugels gebruik je ook voor het uitvoeren van lichte druk op het bit zodat het paard nageeft in de nek en kaak en meer aanleuning kan nemen. Teugels zijn als het ware een ouderwetse telefoondraad, ze zorgen voor verbinding tussen de mond van het paard en de hand van de ruiter. Voor ruiters die nog een onrustige teugelvoering hebben is de martingaal, wat eigenlijk een hulpstuk is en geen hulpteugel, een prima middel. Als het paard met zijn hoofd omhoog gaat, komt hij eerst de ring aan de martingaal tegen en dan pas de hand van de ruiter. Ook bij het springen wordt regelmatig gereden met martingaal zodat paarden die te enthousiast zijn hun hoofd niet te hoog kunnen houden. Alle andere hulpteugels, zoals bijvoorbeeld een slofteugel, komen bij mij in het woordenboek eigenlijk niet voor. Hoewel de thiedemann soms ook nog uitkomst kan bieden. Een thiedemann teugel leert onervaren ruiters om verbinding met de teugel aan te nemen. Maar een thiedemann kan eigenlijk alleen gebruikt worden onder begeleiding van een goede instructeur en een paard dat al goed aan de hulpen is. Het is namelijk niet een hulpteugel voor de paarden, maar juist voor de ruiter.”
NATUURLIJKE BEWEGING Leren paarden eigenlijk ook makkelijker door het gebruik van een hulpmiddel? Heeft het nog een positieve invloed op het leerproces? Fenna Westerduin, dierenarts en beleidsmedewerker Welzijn bij de KNHS, is daar heel duidelijk over: “Nee, een paard gaat niet sneller leren door hulpmiddelen. Als KNHS zien we het liefst zo min mogelijk gebruik van hulpmiddelen.
‘Bij een onrustige teugelvoering is de martingaal een prima hulpmiddel’
ADVERTENTIE
Het gaat namelijk om de natuurlijke beweging van het paard en als een paard zijn bewegingen aangeleerd heeft gekregen met hulpmiddelen is het niet meer ‘natuurlijk’. Hulpmiddelen moeten dan ook alleen worden ingezet als ondersteuning van de hulpen en nooit als dwangmiddel. Goede kennis van de werking van de verschillende hulpmiddelen en kennis van leerprincipes van het paard is een must voordat je het gaat gebruiken. Stel jezelf eerst de volgende vragen: waarom wil je een hulpmiddel inzetten, welke impact heeft dit op de houding en beweging van het paard en wanneer krijg je het effect wat jij wilt? Als een paard doet wat er van hem gevraagd wordt, hoeft het hulpmiddel niet meer gebruikt te worden. En als je toch een hulpmiddel gaat inzetten, doe dit dan eerst onder begeleiding van een ervaringsdeskundige zoals een instructeur.”
TOEGESTANE HULPMIDDELEN We weten nu waar hulpmiddelen voor dienen en hoe ze moeten worden ingezet, maar hoe zit het precies met de regelgeving? Wat is er eigenlijk toegestaan aan hulpmiddelen? In de KNHS Harnachementgids staat een compleet overzicht aan toegestane bitten-, hoofdstellen- en sporenlijst voor de disciplines dressuur, springen en eventing. In de harnachementsgids staan alle specifieke criteria en richtlijnen vermeld waar de uitrusting van een paard aan moet voldoen en wat is toegestaan door de KNHS om mee te rijden op wedstrijden. Hoofdstuk 5 van de Harnachementsgids gaat specifiek over wat is toegestaan op het gebied van hulpteugels en aan welke eisen de hulpmiddelen sporen en zweep moeten voldoen voor dressuur-, spring- en eventingwedstrijden. De harnachementgids is een aanvulling op het Algemeen Wedstrijdreglement en de Wedstrijdreglementen Dressuur, Springen en Eventing. Twee keer per jaar wordt de KNHS Harnachementsgids tegen het licht gehouden door de disciplinefora (Dressuur, Springen, Eventing) en wordt bekeken of wijzigingen nodig zijn. Het is aan de disciplinefora om te bepalen of een item gebruikt mag worden op wedstrijden en het zodoende wordt opgenomen in de harnachementsgids. Recent zijn er weer een aantal wijzigingen in de KNHS Harnachementsgids doorgevoerd die 1 april jl. in werking zijn getreden.
‘Op KNHS-wedstrijden controleert de toezichthouder op het juiste gebruik’
CONTROLE OP GEBRUIK Het is voor ruiters natuurlijk goed om te weten waar een hulpmiddel aan moet voldoen en hoe je het dient in te zetten, maar is er ook daadwerkelijk toezicht op het gebruik? Het is natuurlijk niet de bedoeling dat hulpmiddelen op de verkeerde manier worden ingezet. Het begint allemaal bij voorlichting en daarom wordt er tijdens de KNHS Instructeursopleidingen en de ruiteropleidingen Leer Paardrijden met Plezier uitgebreid aandacht besteed aan hulpmiddelen het correct gebruik ervan. Uiteindelijk is op eigen terrein de ruiter, al dan niet onder begeleiding van een instructeur, zelf verantwoordelijk voor het gebruik van een hulpmiddel maar op KNHS-wedstrijden is dat een ander verhaal. Zoals gezegd zijn op wedstrijd alleen harnachement en hulpmiddelen toegestaan die staan in de KNHS-disciplinereglementen en de KNHS Harnachementsgids. De juryleden en toezichthouder zien er op toe dat deze reglementen op het wedstrijdterrein ook worden nageleefd. Sinds 1 april 2021 is er op KNHS-wedstrijden dressuur, springen en eventing een toezichthouder aanwezig op het voorterrein. Deze toezichthouder wordt aangesteld door de wedstrijdorganisatie en let op het voorterrein op het welzijn van ruiter en paard, fair play, veiligheid en natuurlijk de naleving van de regels bij bijvoorbeeld de optoming en hulpmiddelen. De verantwoordelijkheid van de toezichthouder gaat ook verder en spreidt zich uit over het hele wedstrijdterrein (dus ook tussen de trailers/vrachtwagens) waarbij te allen tijde het welzijn van het paard centraal staat en ongeoorloofde handelingen of overmatig gebruik van hulpmiddel niet zijn toegestaan en er zo nodig tegen wordt opgetreden. <
MEER WETEN? Meer informatie over alle disciplinereglementen en de KNHS Harnachementsgids is te vinden op www.knhs.nl.