Belicht vanuit verschillende invalshoeken
Gebruik van het bit
Het gebruik van het bit in onze sport levert voer voor discussie op, meer recent ook vanuit groeperingen en personen die de paardensport niet bepaald een warm hart toedragen. Hoe komt dat en waarom gebruiken we eigenlijk een bit? We namen de voors en tegens door met experts uit verschillende vakgebieden. Het leverde een brede benadering op van dit belangrijke hulpmiddel.
Tekst Peter van Pinxteren Beeld Arnd Bronkhorst/Paard&Sport, Arnd.nl, Hilde Dokter, Remco Veurink
|De instructeur|
Marion Schreuder is een ervaren (dressuur)trainer en opleider. Ze was jarenlang hoofdinstructeur van NHB Deurne en meer recent hoofddocent bij de KNHS-instructeursopleidingen.
“We gebruiken het bit in eerste instantie om het paard via de teugels te kunnen sturen en daarnaast om in te werken. Dit gebeurt indirect op het nek- en kaakgewricht, zodat het paard dit los kan laten en ook het bit even loslaat. Het paard geeft dan na. Dat is heel aangenaam voor een paard en komt de algehele ontspanning ten goede. Zo kun je met het bit het paard fantastisch begeleiden in het rijden, mits je het bit natuurlijk goed gebruikt. Dat begin al met een bit dat past in de paardenmond en het paard niet belemmert. Dat is belangrijk. Als het paard de werking van dat bit plezierig vindt, gaat hij afkauwen en vormt er schuim in de mond. Het oog- en orenspel en een stille mond geven aan dat hij het plezierig vindt. Als instructeur let je daarop. Met zijn mond en met zijn bit vertelt het paard iets. Ik denk dat we daar als instructeur zeer alert op moeten zijn en zaken zeker niet met een andere of een strakke neusriem moeten oplossen. Het paard hoort gewoon het bit te accepteren, zich daar comfortabel bij voelen en dat ook uitstralen.”
VIER TIPS “Voor mij zijn er vier belangrijke tips. Beperk het allereerst tot een bus- of watertrens. Houd op met al die andere bitten, want het heeft met rijtechniek te maken. Het tweede is dat, als je het bit in de mond legt, je moet kijken of het maximaal een halve centimeter aan beide kanten eruit steekt. Meer mag dat niet zijn. En drie is dat er wel wordt gezegd dat het bit de mondhoeken niet mag optrekken, maar hij mag zeker wel een beetje ‘glimlachen’. We houden daarom twee tot drie plooitjes aan in de mondhoeken.
Veel mensen vinden dat zielig, maar je krijgt juist gedoe als het bit te los hangt en niet bij het tandeloze gedeelte, de lagen, zit. Punt vier is dat de neusriem niet nodig moet zijn om de mond gesloten te houden. Bij verkeerd gebruik van het bit zie je duidelijk een open mond. En dan niet als de mond even wordt geopend, maar als het paard voortdurend met een open mond loopt. Als je een knarsend geluid hoort, is dat dat ook een belangrijk signaal dat het bit niet passend is en tot slot zie ik vaak dat het bit te laag hangt, waardoor de tong sneller over het bit gaat.”
STANG EN TRENS “Vanaf een bepaald niveau worden de stang en trens toegestaan. Ik ben een sterke voorstander om de stang en trens in te blijven zetten, mits passend bij niveau van ruiter en paard. De reden is als volgt. Als een paard correct naar de verzameling gaat, zijn nek het hoogste punt is en meer gewicht op de achterhand wordt genomen, ontstaat er een mate van lichtheid bovenaan de nek en kaak. De stang zorgt er dan voor dat die lichtheid makkelijker te onderhouden is. Je helpt daarmee dus echt een paard in de verzameling, waarin hij vanuit de schoft zijn hals, nek en hoofd allemaal moet dragen. We zien ook steeds meer paarden met van nature veel zelfhouding en dat maakt het gebruik van stang en trens alleen maar functioneler. Zolang een ruiter het maar niet gebruikt om het hoofd naar beneden te houden. Dan ben ik er absoluut tegen.”
Marion Schreuder: ‘Als het paard de werking van het bit plezierig vindt, gaat hij afkauwen en vormt er schuim in de mond’
Marion Schreuder (op de foto rechts): "Met zijn mond en met zijn bit vertelt het paard iets. Ik denk dat we daar als instructeur zeer alert op moeten zijn en zaken zeker niet met een andere of een strakke neusriem moeten oplossen."
|De springruiter|
Robbert Ehrens is een internationale springruiter, erkend opleider en trainer van paarden en ruiters. Samen met zijn vader Rob, voormalig succescoach van de TeamNL springruiters, runt hij Stal Ehrens in Weert.
“Als ik het bekijk vanuit onze stal – momenteel werk ik vooral met jonge paarden en hebben we veel mensen tot op hoog niveau in de begeleiding –houden we het vanuit de basis allemaal zo simpel mogelijk. We beginnen dus met een gewoon bit. Meestal gebruik ik een bustrens en kijk ik vervolgens of het paard zich comfortabeler voelt bij een enkel- of dubbelgebroken bit. Het gaat er in eerste instantie om dat je een bit gebruikt waar hij zich plezierig bij voelt. Als een bit echt niet lekker in de mond zit, krijg je sowieso al strijd. Het kan wel zo zijn dat een dunner bit je paard beter ligt en je daardoor meer verbinding krijgt dan dat je met een dik bit in de weer gaat. Voor mensen die minder ervaren zijn, denk ik dat het de moeite waard is om iemand als een bitfitter eens mee te laten kijken. Ik weet zeker dat als je een goed passend bit vindt, je paard een stuk fijner loopt en het hele beeld, ook richting de buitenwereld, beter wordt.”
ZAKEN TERUGDRAAIEN “Als je weet wat er bij je paard lekker in de mond ligt, ben je al heel ver. Kom je met je paard op den duur op hoger niveau en wil je dat stukje extra controle hebben, kan het zijn dat je datzelfde mondstuk in een pelhamvorm of ophaaltrensvorm toepast.
Robbert Ehrens: ‘Als een bit echt niet lekker in de mond zit, krijg je sowieso al strijd’
Ik ben helemaal geen tegenstander van apartere bitten, om ze zo maar te noemen, want die helpen je in de toekomst dat stukje finetuning te krijgen, maar begin er niet te vroeg mee en pas als je basis goed voor elkaar is. Misschien is het paard met dat simpele bit een periode wat sterker, maar als het paardenlichaam er klaar voor is, kun je op den duur wel wat anders indoen, zodat het paard de controle aan de voorkant kan verwerken. Hoe het vroeger ging, vind ik daarom beter. Toen mochten we pas in de klasse Z meer. Later is er meer opengegooid, waardoor mensen mogelijk eerder voor een scherper bit gaan. Zoiets voelt nu eenmaal makkelijker en je krijg dat mooie verkoopfilmpje sneller voor elkaar. Ik ben er daarom pleitbezorger van om zaken terug te draaien. Misschien niet zo extreem als voorheen, maar er mag zeker opnieuw naar gekeken worden.”
HARMONIEUS BEELD “Ik snap heel goed dat het er niet mooi uitziet als ruiters met een flinke hoeveelheid ijzerwerk de ring komen binnen rijden. Er mag zeker vanuit training en begeleiding aandacht voor zijn om minder ervaren ruiters erop te wijzen dat dit uiteindelijk niet de weg is. Als je er dan ook nog thuis mee rijdt, ga je rijtechnisch zaken verbloemen. Misschien ziet het er aan de voorkant nog goed uit, maar je bent het paard niet lekker door het lichaam aan het gymnastiseren. Neem je bijvoorbeeld een Willem Greve of Jeroen Dubbeldam, dan gaat het gebruik van dergelijke bitten wel in harmonie en ziet het er ook voor de buitenwacht fijn uit. Daarnaast is er sprake van beeldvorming. Er zijn bitten die er op het oog imposant en gevaarlijk uitzien, maar eigenlijk een veel zachtere inwerking hebben. Het gaat nu eenmaal meer om wat er aan de binnenkant in de mond zit dan wat er allemaal aan de buitenkant hangt. Daar zou best meer informatie over naar buiten mogen richting mensen die hier weinig vanaf weten.”
Een aantal standaard bitten, met v.l.n.r.: 1. en 2. Watertrens dubbelgebroken, met verschillende tussenstukken; 3. Combinatie bustrens en D-bitring, enkelgebroken, met kunststof mondstuk; 4. Watertrens enkelgebroken; 5. Bustrens enkelgebroken
|De wetenschapper|
Professor dr. Hilary Clayton is veterinair, onderzoeker en ruiter. Haar expertise ligt in de paardensportwetenschap met focus op de biomechanica van paarden en ruiters. De Amerikaanse speelt al lange tijd een leidende rol in onderzoeken naar de invloed van het bit op het paard.
“Het is altijd mijn doel mijn onderzoeksresultaten te verspreiden onder professionals in de sport, zodat zij deze informatie kunnen gebruiken in hun dagelijkse praktijk. Als we over de invloed van het bit praten, moet ik beginnen te benadrukken dat, zoals we allen wel weten, de ruiter een grote factor is in hoe het paard het bit ervaart en dat deze factor nooit geheel kan worden uitgesloten. In mijn onderzoeken moet ik zoveel mogelijk externe factoren verwijderen om de werkelijke effecten van het bit te ontdekken. Daarom duren onderzoeken zo lang; je bestudeert één onderdeel per keer en verzamelt vervolgens alle onderdelen. Ik heb onderzoek gedaan naar de positie van het bit in de paardenmond, inclusief bewegingen van kaken en tong en de invloed van teugelwerking daarop, me verdiept in de reactie van het paard op teugelspanning en samen met dr. Mette Uldahl uit Denemarken beschadigingen in de paardenmond bestudeerd.”
GEVOELIG GEHEMELTE “Vanuit mijn onderzoek kwam naar voren dat het harde gehemelte, zeg maar het dak van de mond, een bijzonder gevoelig gebied is, dat een paard bij hinder enkel kan ontlasten door de mond te openen. Daarmee is de discussie over de neusriem onlosmakelijk verbonden met bitdruk. Paarden verschillen individueel in de vorm van de mond en dus ook in de hoogte en vorm van het gehemelte. Het heeft de voorkeur als een paard een hoog, goed gebogen gehemelte heeft, omdat dit meer ruimte biedt voor het bit. Er zijn echter paarden met een laag, vlak gehemelte, dat gevoelig is voor de druk van bepaalde soorten bitten. Zo kan de enkelgebroken trens in dat opzicht soms een probleem veroorzaken omdat het scharnierpunt van het bit naar voren kan duwen in het gehemelte wanneer er spanning op de teugels wordt uitgeoefend. Dit onderzoeksresultaat vormde de motivatie om verschillende dubbelgebroken bitten te ontwikkelen die vriendelijker zijn, vooral voor paarden met een laag gehemelte.”
DUNNER BIT “De onderzoeksresultaten hebben me een veel beter begrip gegeven van hoe het bit het paard beïnvloedt en de factoren die van invloed zijn op de druk die in de paardenmond wordt uitgeoefend.
Hilary Clayton: ‘Dat paarden de voorkeur geven aan een dunner bit was voor mij de grootste eyeopener’
Toen ik in de jaren 70 van de vorige eeuw met dergelijk onderzoek begon, was het gebruikelijk om dikke, enkelgebroken bitten te gebruiken, omdat men dacht dat een breder en dikker bit beter was voor het verdelen van de druk. Maar het werd al snel duidelijk dat paarden comfortabeler waren met een dunner bit dat makkelijk en goed in de mond past. Het feit dat paarden de voorkeur geven aan en beter presteren met een dunner mondstuk was voor mij misschien wel de grootste eyeopener. Andere veranderingen, die ik ook in mijn eigen rijden heb doorgevoerd, zijn het gebruik van een dubbelgebroken trens en van de onderlegtrens. Mijn benadering is dat ik mijn bitten zorgvuldig kies wat betreft dikte en vorm. Dan observeer ik de reacties van het paard en breng zo nodig wijzigingen aan. Mijn stelregel is om slechts één ding per keer te veranderen en de effecten langer dan een dag te observeren, omdat het paard even tijd nodig heeft om aan een nieuw bit te wennen. Ik wil hieraan toevoegen dat niet alle mondproblemen verband houden met het bit of het hoofdstel. Ongemak of pijn elders in het lichaam kan zich ook in de mond manifesteren.”
BITLOZE HOOFDSTELLEN “Ik heb geen moeite met bitloos rijden en bij sommige paarden, zoals die met een tongblessure, is bitloos misschien wel de enige manier. Maar bitloos rijden is niet zonder gevolgen en daar moeten degenen die hiervoor kiezen echt rekening mee houden. Als het paard bitloos gereden wordt met spanning in de teugels, wordt er druk uitgeoefend op het hoofd van het paard. Bijna altijd is er druk op de voorkant van de neus, wat ook een gevoelig gebied is. Deze druk op de neus kan even hoog of zelfs hoger zijn dan bij een strakke neusriem. Mijn onderzoek heeft aangetoond dat sommige ontwerpen van bitloze hoofdstellen ook druk uitoefenen onder de kaken en bovenop de nek, alsof het hoofd van het paard in een bankschroef wordt geplaatst. De boodschap hier is dus dat het wegnemen van het bit geen wondermiddel is.”
SUBTILITEITEN “Het juiste gebruik van een bit vereist een goed getrainde ruiter die elke teugel kan gebruiken, onafhankelijk van de rest van zijn lichaam. In zulke handen lijkt het bit het hele lichaam van het paard te beïnvloeden, aangezien we steeds meer leren over hoe de subtiele bewegingen van de kaken en de tong door de fascia (bindweefselvliezen die alle spieren, gewrichten, botten en organen omgeven, red.) naar andere delen van het lichaam worden overgebracht. Zo zijn ruiters zich ervan bewust dat de bewegingen van de paardenmond en het kaakgewricht de activiteit van de achterhand aan dezelfde zijde beïnvloeden. Momenteel krijgen we steeds meer kennis over deze verbindingen en dat is een gebied dat ik zelf graag verder wil onderzoeken. Er lijken dus subtiliteiten in de communicatie van de ruiter met het paard te zijn, die niet zonder bit kunnen worden bereikt. Hieraan toegevoegd zijn er handelingen met de stang en trens die niet met een enkelvoudige trens kunnen worden bereikt, maar die wel vragen om een ervaren en goed opgeleide ruiter."
Julius Peters: "Het is en blijft van belang dat je het gebit van je paard laat verzorgen, je goed laat adviseren en niet de ene dag het ene bit erin hangt en de andere dag het volgende."
|De gebitsverzorger|
Paardenarts Julius Peters (inmiddels gepensioneerd) heeft zich gedurende zijn carrière gespecialiseerd in de gebitsverzorging van het paard. Samen met anderen heeft hij de Nederlandse Vereniging voor Gebitsverzorging bij het Paard (NVVGP) opgericht voor gebitsverzorgers.
“Een goed passend bit hoort sowieso bij een paard op de plek van de lagen te liggen, oftewel het benige, tandloze gedeelte van de onderkaak, tussen snijtanden en kiezen. Dat deel van de schedel is beduidend smaller dan het gedeelte wat zichtbaar is aan de buitenzijde van het paardenhoofd. Daar vergalopperen mensen zich mee, waardoor bitten best vaak te breed worden aangemeten. Mensen grijpen dan snel naar een 14 centimeter bit, terwijl een kleiner bit beter past. Gelukkig komt het beroep van bitfitter meer in zwang en aan hen, mits deskundig, kan advies worden gevraagd.”
HAKEN “Ten gevolge van verkeerd passende bitten en of verkeerd gebruik kom je in de praktijk twee soorten verwondingen tegen in de mond. De meest zichtbare is een kapotte mondhoek, met een kloof erin. Het tweede type zie je bij de lagen, die qua structuur vergelijkbaar zijn met ons scheenbeen; een bot slechts bedekt met botvlies. Daar kan bij flinke inwerking van het bit lokaal veel druk op komen en vervolgens kan er een wond ontstaan. In het ergste geval sterft een stukje bot af, dat op die plek naar buiten komt. Dat is beschreven in de literatuur. Verwondingen achter in de mond ontstaan doordat een paardenkies in de bovenkaak breder is dan in de onderkaak, en deze in een hoek van rond de 15 graden op elkaar staan. Door niet evenredig afslijten van tegenover elkaar liggende kiezen krijg je aan de buitenkant scherpe kanten, ook wel haken genoemd. Dit zie je bij 55 tot 60% van de paarden, zeker bij jonge paarden. Als het rijtechnisch vervolgens niet wil, wordt regelmatig de neusriem strakker gedaan. Je bent dan averechts bezig, want sluit het scherpe gedeelte juist helemaal af.
Julius Peter: ‘Door de jaren heen heb ik de problematiek in de mond niet erger zien worden’
Goede gebitsverzorging is daarom van belang. Het doel van de gebitsverzorging is dat je het gebit uitbalanceert. Dat wil zeggen dat het paard zonder blokkades in de mond weer goed zijn voedsel kan kauwen. Door het polijsten van de kiezen kan het paard zich niet meer verwonden achter in de mond. Overigens geneest een verwonding in de mond door een haak snel. Zo’n wondje kan in drie dagen zo helen dat het paard er geen last meer van heeft. Genezing van de mondhoeken is een proces dat maanden duurt en herstel van beschadigde lagen is eveneens een langer proces, dat ook pijnlijk is.”
WETENSCHAPPELIJK ONDERZOEK “De laatste tijd zijn er verschillende onderzoeken gepubliceerd over mondbeschadigingen door verkeerd bitgebruik, onder meer in Finland, Denemarken en België. Dit heeft uiteenlopende percentages opgeleverd, lagere maar ook hogere. Ik zou daarom willen pleiten voor meer onderzoek, met data gebaseerd op grotere aantallen, waarbij genoteerd wordt welk bit wordt gebruikt en op welk niveau het paard presteert, en ook het achterste gedeelte van de mond meegenomen wordt. Pas dan krijg je echte harde cijfers. Het is en blijft van belang dat je het gebit van je paard laat verzorgen, je goed laat adviseren en niet de ene dag het ene bit erin hangt en de andere dag het volgende. Gelukkig is er een positieve ontwikkeling. Ik ben ooit in 2000 begonnen met ongeveer 100 te behandelen paarden op jaarbasis en toen ik vorig jaar stopte, zat ik aan de 1.200. Door de jaren heen heb ik de problematiek in de mond dan ook niet erger zien worden binnen mijn klantenbestand.”
|De bitfitter|
Natascha van Eijk geeft al tien jaar instructie over het gebruik van het bit, hoe dit inwerkt op het lichaam en andersom. Ze is oprichter van het International College for Professional Bitfit Consultance (ICPBC).
“Het ouderwetse idee is dat een bitfitter kijkt naar welk bit past bij de mond van een paard. Dat is zeker een onderdeel, maar we kijken ook naar hoe de ruiter het bit gebruikt. Dat kan ervoor zorgen dat een bit, dat op zich bij een mond past, toch anders komt te liggen bij de ene ruiter dan bij de ander. Bitfitting is daarom altijd met rijden erbij, anders heeft het weinig zin. Soms is het moeilijk als je twee verschillende ruiters hebt bij één paard. Ik heb ooit een moeder en dochter gehad die op hetzelfde paard reden, en bij de moeder kon ik praktisch met elk bit aan de gang, terwijl het paard bij de dochter kans had op een beschadiging. Dan ga je toch voor de veiligste keuze voor de minste ruiter.”
SMALLERE TONGEN “Als je een bit gaat passen, let je sowieso op de vorm van de tong; is deze dik, dun, plat, zompig of juist wat harder van structuur. Wat opvalt, is dat de paardenmonden en dus de tongen in de loop der jaren smaller worden. Je komt al paarden tegen van 1.80m met een maatje van 11,5, terwijl vroeger alles een beetje rond de 13,5 zat. Dit komt doordat we in de fokkerij steeds bloederigere paarden fokken.
Natascha van Eijk: ‘Ik meen uit ervaring te weten dat het moeilijker is om correct te rijden zonder dan met een bit’
Je kijkt ook naar de lagen. Is dit bot van de onderkaak glad of komen hier beschadigingen voor? Het bit moet verder vooral stabiel in de mond liggen, niet scharnieren op de zijkanten van de tong of op de lagen als de tong opzij gaat, al behoren zowel tong als lippen de lagen te bedekken terwijl het bit in de mond ligt. Het bit moet daarnaast niet te los zitten, maar de mondhoeken mogen zeker niet ver naar achteren getrokken zijn. In principe moet een jong paard het met een simpele bustrens of watertrens kunnen doen. Als je voor een dubbel gebroken bit gaat met een jong paard, kies dan in ieder geval voor safe. Neem geen te breed tussenstuk en begin ook niet te dun.”
BITLOOS “Ik vind een bit zeker wel een goed middel, maar ik snap ook de kritiek. Je ziet wel eens paarden met een wijd open mond en paarse tong voorbij komen. Daar wordt niemand blij van. Overigens heeft dit niet altijd met het bit te maken. Het kan komen doordat een paard tegendruk geeft op het bit vanwege de druk van de ruiterhand, maar ook puur vanwege de moeilijkheidsgraad van de oefeningen die het paard uitvoert. Het is een wat technisch verhaal, maar ook dan zie je de mond wijd open gaan. Natuurlijk is het het mooist als ieder paard in de ring netjes de mond dicht houdt en alles heel vakkundig verloopt. Maar iedereen snapt dat als een paard in een barrage een pittige wending maakt, je dan heel makkelijk een minder fraaie foto kunt maken. Bitloos vind ik niet beter. Het lijkt vriendelijker, maar een africhting die correct tot stand is gekomen met een bit zorgt ervoor dat het lichaam veel beter wordt gebruikt en het paard zich dus veel fijner kan ontwikkelen. Of ik nu voor eigen parochie preek? Nee hoor. Ik adviseer ook bitloos. Er zijn paarden waarvoor het bit echt geen optie is. Die kom ik tegen. Ik ben zeker niet anti-bitloos, maar meen uit ervaring te weten dat het moeilijker is om correct te rijden zonder dan met een bit.”
Natascha van Eijk: "In principe moet een jong paard het met een simpele bustrens of watertrens kunnen doen."
|De KNHS|
Arjen Coppoolse (foto) en Cindy Heijligers hebben als disciplinespecialisten bij de KNHS onder meer de discipline dressuur onder hun hoede en maken deel uit van een werkgroep die actueel bezig is om het toegestane harnachement, waaronder dus ook de bitten, goed tegen het licht te houden.
Coppoolse: “In het verleden werkten we met lijsten met toegestane bitten en dat hebben we later verfraaid met de harnachementsgids om het wat leefbaarder te maken. In de harnachementsgids vind je terug welk bit en welk type hoofdstel op welk niveau en voor welke discipline toegestaan zijn. De gids heeft betrekking op de disciplines dressuur, springen en eventing. De overige disciplines hebben het zelf gereglementeerd of vallen niet terug op de harnachementsgids, al staat bij de voltige in het reglement wel een verwijzing naar de harnachementsgids.”
KRITISCH KIJKEN “Vanaf de klasse Z, als we te maken hebben met een gevorderde ruiter en een verder getraind paard, geldt zeg maar de FEI-optoming en mag er meer, vooral bij het springen. Bij de dressuur beperkt het zich tot de stang en trens. Tot aan het Z is er dus meer gelimiteerd, al is de gids in de loop der jaren wel uitgebreid. We zijn nu echter op een punt gekomen dat er heel kritisch door ons gekeken wordt naar het harnachement, waarbij we gebruik maken van de kennis die er inmiddels in de achterliggende jaren is opgebouwd, zowel vanuit wetenschap als opgebouwde praktijkervaring. We zijn bezig met een werkgroep, bestaande uit wetenschappers, afgevaardigden van de KNHS-disciplinefora en KNHS-disciplinespecialisten om het harnachement goed door te lichten en te kijken wat nog passend is.
Arjen Coppoolse: ‘We zijn op een punt gekomen dat er heel kritisch door ons gekeken wordt naar het harnachement’
We moeten er vooral op inzetten dat de opleiding van het paard prima op een trensje kan en dat er misschien nog later dan de klasse Z1 een keuze gemaakt mag worden voor de stang en trens. Dat zijn nog wel vragen die spelen en die we vanuit de werkgroep willen beantwoorden.”
PRATEN VANUIT GEVOEL Heijligers: “Het neemt veel tijd in beslag om iets wetenschappelijk te kunnen onderbouwen. We kijken daarom ook wat we nu al kunnen doen met het harnachement, zodat we al slagen maken. Voor de langere termijn moeten er nog meer zaken objectief worden onderbouwd. We hebben te maken met de variabelen paard, ruiter en de manier van rijden, en dat maakt het moeilijk om zaken te meten. Er wordt veel gepraat vanuit het gevoel en mensen kijken van buitenaf naar een beeld, maar de vraag is natuurlijk wat een bit werkelijk doet. Het is belangrijk daar antwoord op te kunnen geven. We kijken richting harnachementsgids niet alleen kritisch naar het eruit halen van bitten en hoofdstellen, maar ook naar nieuwe toevoegingen. Daar willen we eerst meer onderbouwing van zien.”
FACULTATIEVE STANG EN TRENS “De discussie die nu loopt bij de FEI over het facultatief maken van de stang en trens is ook interessant. De KNHS loopt daarin voorop en dat is toch wel iets om trots op te zijn. Bij ons zijn de stang en trens facultatief en wat we zien is dat ruiters bewuster bezig zijn met de opleiding en de vraag ‘wat werkt voor mij en mijn paard?’. Iets is ook niet per se goed of slecht. Het gaat erom hoe je ergens mee om gaat, en wat ook helpt is dat de kwaliteit van onze paarden steeds beter wordt. Vergeet niet dat een stang en trens juist zijn bedoeld om fijner te kunnen communiceren met het paard.
Bitloos rijden is ook al lang toegestaan op KNHS-wedstrijden, momenteel tot en met de klasse ZZ-Licht. In de harnachementsgids is ruimte opgenomen voor de toegestane bitloze optomingen. Net als bij bitten zijn hier varianten van en kan niet alles zomaar goedgekeurd worden vanwege de inwerking. Uit de praktijk is bekend dat bitloze combinaties maar af en toe voorbijkomen op wedstrijd. Er lijkt meer groei te zitten in het aantal mensen dat met alleen een trens op hoger niveau blijft rijden.” <