De mens als partner

Wat levert dat het paard op?

‘Domesticatie van wilde paarden betekende waarschijnlijk hun redding’, kopt het Belgische Knack Weekend groot eind oktober. Ons opwerpen als redder voert wellicht wat ver, maar interessant is wel in hoeverre we als mens paarden een waardevol alternatief bieden met ons partnerschap.

Tekst Lilianne van den Brekel Beeld Arnd.nl

Het paard was er misschien niet meer geweest of aanzienlijk minder talrijk geweest, als het partnerschap aan hem voorbij was gegaan. Toch lijkt dat als opzichzelfstaande verklaring wat mager. Dat we samen zo ver teruggaan en dat paarden aan onze zijde bleven, zegt wel wat. Het is aannemelijk dat het paard ook iets terugkrijgt wanneer hij zich lieert aan de mens. Het is interessant om te onderzoeken wat dat kan zijn, op welke manier hij is toegerust voor wat we van hem vragen en hoe we een paard zodanig kunnen opleiden dat hij ook het maximale uit zijn relatie met de mens haalt.

FYSIEKE ASPECTEN

WERKEN AAN BELASTBAARHEID Voor een eerste verkenning van zijn fysiek steken we ons licht op bij Carolien Munsters, de inspanningsfysioloog die promoveerde op sportfysiologie bij het paard en al jarenlang data verzamelt in de breedtesport en de topsport. ‘Paarden zijn geschikt als rijdier’, opent Munsters. ‘Het is daarvoor wel van belang dat wordt gewerkt aan belastbaarheid van het paard. In de opfok wordt dat fundament gelegd. De voorbereiding voor het leven als rijpaard begint al als veulen, zowel fysiek als mentaal. Kraakbeen en pezen moeten zodanig worden belast dat aanpassingen plaatsvinden om die sterker te maken.

Veulens moeten kunnen galopperen en versnellen en bijvoorbeeld ook ravotten met andere veulens.’ De weefsels zijn tot een leeftijd van achttien maanden het ontvankelijkst voor aanpassingen. Daarna is dat niet meer in te halen. Van botten en spieren kunnen het hele paardenleven de belastbaarheid en de belasting worden vergroot, van kraakbeen en peesweefsel niet. Munsters: ‘Te weinig beweging in de opfok is daarom funest.’ In de periode dat het paard wordt klaargemaakt als rijpaard, moeten eerst botten, spieren en andere weefsels verder worden klaargestoomd voor het dragen van het ruitergewicht. ‘Deze weefsels moeten prikkels krijgen om zich te ontwikkelen en sterker te worden. Voordat een paard wordt bereden, zijn die weefsels hier nog niet op aangepast. Ook de spierkracht moet langzaam worden opgebouwd, met longeer- en grondwerk als aanzet en daarna kleine stukjes erop zitten en die momenten kort houden. Zo neemt met deze eerste, lichte arbeid langzaam de belastbaarheid toe. Te weinig tijd nemen voor deze aanpassingen vergroot de kans op blessures en overbelasting.’

Veel beweging geeft jonge paarden de juiste basis.

DE JAMAICAANSE ATLEET Topatleten uit Jamaica presteren zo goed omdat ze ontspannen omgaan met de sport en het leven, vertelt ons Marc Pierard. ‘Hoe ontspannener dat iemand is, hoe efficiënter hij zijn lichaam gebruikt voor de sport. Mijn betoog over voldoen aan de basisbehoeften is geen geitenwollen­sokkenrelaas. Een paard dat zich goed voelt, is happy, minder ziek, verspilt geen energie aan stress en presteert beter in alle disciplines. Een ontspannen paard is losser in de dressuur en wendt korter in het springen, omdat hij attent is op de ruiter en signalen vlotter oppikt. Dit biedt aan alle kanten voordelen.’

JONG BELASTEN Voor de aanpassingen van de weefsels is dus belasting nodig, passend bij het jonge, zich ontwikkelende dier. Diverse onderzoeken laten zien dat belasting op jonge leeftijd gunstiger is voor de belastbaarheid dan op latere leeftijd, legt Munsters uit. ‘Een veelgehoord argument tegen jong zadelmak maken is dat de groeischijven dan nog niet gesloten zijn. Dit is een van de grootste mythes in de paardensport. De groeischijven moeten namelijk nog niet gesloten zijn als een paard aan het werk gaat. Je wilt juist dat de weefsels zich tijdens deze ontwikkeling aanpassen aan de belasting, zodat die uiteindelijk sterker zijn als de paarden volgroeid zijn. Dit is bij de mens net zo. Het gaat wel steeds om matige belasting die rustig wordt opgebouwd.’ Een paard zadelmak maken met zes of zeven jaar zoals wel eens wordt betoogd, is daarom een contraproductief idee. ‘Ik wil eerder pleiten voor heel gedoseerd en langzaam belasten vanaf jongere leeftijd, twee tot drie jaar. Een of twee keer in de week tien minuutjes is al mooi.’

HERSTELTIJD Het paard moet tussen die momenten in de kans krijgen te herstellen. Dit wordt de wet van overcompensatie genoemd. ‘Een paard wordt niet beter van training, maar van training gevolgd door herstel. Het lichaam past zich in de hersteltijd aan aan de trainingsprikkel die het heeft gekregen. Voor een jong paard bestaat die hersteltijd vooral uit onbelast werk, zoals weidegang. Voor een ouder, getraind paard kan dat bijvoorbeeld best licht gymnastisch werk zijn. Daarnaast is veel vrije, onbelaste beweging voor elk paard voornaam. Veel op stal staan werkt contraproductief en weegt niet op tegen een uur trainen per dag. Hoe meer een paard vrij kan bewegen, hoe beter.’ Met de hersteltijd gaat het vaak mis, legt Munsters uit. ‘Een jong paard wordt dan zadelmak gemaakt en te snel al vijf dagen in de week gereden, zeker als het vlot gaat en het paard veel aanbiedt. Dat werkt overbelasting in de hand. Minder doen en de tijd nemen is het devies. Dat kan veel uitval voorkomen.’

ATLETISCHE CAPACITEIT Deze aspecten bepalen de start van een rijpaard. ‘Een voorbereid en getraind paard is prima in staat ons te dragen, met ons te rijden en behoorlijk atletische dingen te doen. Paarden hebben van nature een veel grotere atletische capaciteit dan een mens', aldus Munsters. We leggen hierover ons oor te luister bij Wim Back, verbonden aan onder andere Universiteit Utrecht en Universiteit Gent en expert op het gebied van het bewegingsapparaat van een paard en biomechanica. Back: ‘Een paard heeft lange benen en kan vanuit het niets accelereren. Daarnaast is hij snel wendbaar. Het feit dat hij zijn voorbenen tussen zijn achterbenen kan plaatsen is een voorspeller van veel beweging en relatief hoge snelheid. Een paard heeft een longinhoud van zo’n vijftig liter, significant meer dan de zeven van de mens. Een groot atletisch vermogen wil verder zeggen dat hij behalve vermogen en kracht beschikt over veel beheersing en precieze aansturing van zijn ledematen.’

Paarden zijn geschikt als rijdier'

Bewegen is daarmee een tweede natuur voor een paard. We vragen Back hoe rijden en trainen hierin passen. ‘Doordat we steeds meer met een paard zijn gaan doen, is ook de interactie met de ruiter als aandachtspunt erbij gekomen. Samen opereren ze in de driehoek van fysieke belasting plus hulpen van de ruiter plus de reactie van het paard daarop. Adequate training en opleiding maken het bewegingsapparaat sterker, wat een fitter paard geeft met aanzienlijk minder kans op blessures. Als voorwaarde geldt dat wordt voldaan aan de basisbehoeften van een paard, zoals omgang met soortgenoten, vrije beweging, weidegang en gedoseerd en goed ruwvoer.’

Ook een valkuil, bijvoorbeeld van een voorzichtige ruiter of trainer die bang is voor blessures, is structurele ondertraining. Die ironie is dat dit averechts werkt. Van een paardenlichaam dat geen of alleen maar lichte trainingsprikkels krijgt, neemt de belastbaarheid af en de kans op blessures juist toe. Ondertraining en overtraining bepalen, valt in de praktijk niet mee, weet Munsters. ‘Tien jaar data verzamelen in de breedtesport en de topsport maakt duidelijk dat het soms best lastig is om accuraat in te schatten wanneer iets licht of zwaar is voor een paard. Werken met metingen en data, zoals hartslagmeting, lactaatmeting of alleen al simpelweg een stopwatch, en een trainingsprogramma is daarom zeker van toegevoegde waarde.’

Als het gedoseerd gebeurt, kan een paard het best op jonge leeftijd zadelmak worden gemaakt.

GENETISCHE AANPASSINGEN Al duizenden jaren trekken mens en paard naar elkaar toe, in de strijd, op het land of als reisgezel. Volgens de nieuwste inzichten ligt de aanvang daarvan zelfs nog vroeger dan tot nu toe werd aangenomen. De mens heeft hierin de overhand, maar zoals in elk partnerschap kan dat alleen als de ander daarvoor ontvankelijk is. Een paard is een nieuwsgierig en sociaal dier, gericht op samenwerking. Op deze eigenschap werd al vroeg geselecteerd, zo blijkt uit recent onderzoek van materiaal van paarden uit verschillende tijdperken en regio’s. Ook werd een gen gevonden voor een steviger wervelkolom die dragen mogelijk maakt. Het onderzoek laat ook zien dat het paard al eerder werd bereden dan we dachten.

Een paard is een superatleet die echt plezier kan beleven aan de sport.

Adequate training en opleiding maken het bewegingsapparaat sterker.

SUBMAXIMAAL NIVEAU Uit die dataonderzoeken blijkt bijvoorbeeld dat disciplines als dressuur, springen en ook eventing submaximaal zijn voor een paard, als het gaat om de belasting, voegt Munsters toe. ‘Dat betekent dat hij fysiologisch niet helemaal maximaal gaat tijdens de beoefening van deze disciplines, in tegenstelling tot bijvoorbeeld de rensport. Als een paard een keer wel naar zijn maximale punt gaat, is dat niet erg, als het maar van korte duur is en het paard daarvoor netjes getraind is. Een paard moet geschikt en fit en sterk genoeg zijn voor de gevraagde arbeid, ongeacht wat hij moet doen. Dat is de basis. Daarnaast is hij een superatleet die in mijn ervaring echt plezier kan beleven aan de sport. Fijn en op een verantwoorde manier presteren hoeft zeker niet negatief te zijn. Als een paard heeft geleerd dat hij het fysiek en mentaal makkelijk aankan en dat het veilig en leuk is, ligt de weg open voor een herhaalde positieve ervaring en voor een positieve vervulling. Dan wordt het een sociale bezigheid waar hij plezier aan beleeft en die hij graag doet. Dat is ook aan een dier te merken.’

MENTALE ASPECTEN

PAARDENLEVEN Nieuwsgierig als we zijn, willen we graag meer weten over die mentale kant van het partnerschap met de mens die Munsters hier aanstipt. Marc Pierard promoveerde op toegepaste ethologie van paarden aan de Universiteit van Leuven en maakt momenteel deel uit van de Equine Department van Hartpury University in Engeland. Hij houdt zich bezig met gedrag en welzijn van paarden. Pierard legt uit: ‘De basis is wat in de literatuur een life worth living wordt genoemd. Aan de voorwaarden voor een paardenleven van vrienden, voer en vrijheid moet altijd worden voldaan, ongeacht wat we met hem doen. Daarop zijn ze nog altijd genetisch geprogrammeerd en als ze daarin tekortkomen, ontstaat frustratie. Het paard is een heel sociale soort. Hij weet best dat wij geen paard zijn, maar kan ons prima zien als deel van zijn sociale kring.’

KLEINE BENEFITS Bovenop die voorwaarden komen veterinaire en para-veterinaire aandacht, zoals de hoefsmid. Op die basis kunnen we als mens verder bouwen, want net als dat gezondheid meer is dan de afwezigheid van ziekte, is welzijn meer dan de afwezigheid van lijden, redeneert Pierard. ‘Ons streven is een good life, dus een meerwaarde creëren.’ In equitation science – ‘Sorry, daar is nog geen goed Nederlands woord voor’, verontschuldigt Pierard zich – wordt vervolgens gekeken hoe we ons als mens zo begrijpelijk mogelijk kunnen maken voor een paard en wat hij nodig heeft. ‘Daarvoor moeten we hem leren lezen en ons ego opzijzetten. Het is een weg van bevestigen en geleidelijk verder opbouwen die niet lineair verloopt, maar met plateaus. Wat een paard gisteren makkelijk kon en waar hij zich goed bij voelde, is vandaag misschien niet oproepbaar. Ook dieren hebben wel eens een mindere dag. De mens moet inspelen op wat een paard aanbiedt. Dat is onze verantwoordelijkheid. We moeten helder en consequent zijn in signalen en belonen als hij het goed doet in plaats van direct doorgaan. Dat kan al door alleen de druk weg te nemen van been of hand. Op die manier bouw je ook benefits in voor het paard. Hij doet dan nog beter zijn best. Training kan zo een vorm van verrijking zijn. Als een paard dingen krijgt aangeboden die bij hem passen en die hij begrijpt en leuk vindt, kan hij daar echt plezier aan beleven. Dat kan hem mentaal ook verrijken. Voorwaarde is wel dat het aanbod binnen zijn fysieke en mentale mogelijkheden ligt. Een paard ervaart dan dat iets leuk is, beloning oplevert en geen ongemak met zich meebrengt, en kan daarin echt schik krijgen.’

De mens moet inspelen op wat een paard aanbiedt. Dat is onze verant­woordelijkheid’

UITKIJKEN Als mens positief, voorspelbaar en begrijpelijk zijn, is daarbij essentieel, voegt Pierard toe. ‘Een paard vindt het heus leuk om uren met zijn vrienden op de wei te staan, maar iets leuks aangeboden krijgen op de juiste manier kan variatie bieden en mentaal stimulerend zijn. In Frankrijk is dit ook naar voren gekomen uit een onderzoek onder paarden op verschillende maneges. Daarin werd vastgesteld dat paarden naar iets kunnen uitkijken, mits dat begrijpelijk is, binnen hun scope valt en niet tot pijn of ongemak leidt. Een manegepaard kan onderscheiden tussen ruiters en speelt daarop in met zijn gedrag, blijkt uit het onderzoek. Onze consequente, begrijpelijke, voorspelbare en geleidelijke aanpak op maat, iedere keer weer, is dus ontzettend belangrijk. Die zijn we aan onze paarden verplicht. We kunnen heel ver met ze gaan en heel veel leren, als we dat maar op de juiste manier doen.’ We redden ze daarmee niet, maar bieden op die manier wel een volwaardig partner­schap met benefits. <