6
TeamNL toppers leggen uit
Het scala van de opleiding
Het scala van de opleiding vormt voor de KNHS het uitgangspunt voor de juiste opleiding van een paard en wordt daarom ook benoemd in de KNHS Welzijnscode. Samen met zes TeamNL topruiters uit de drie olympische disciplines doorlopen we de zes stadia van het scala en de onderlinge samenhang ervan. Het levert duidelijke visies en handige trainingstips op.
Tekst Bettine van Harselaar Beeld Arnd Bronkhorst
Het scala van de opleiding kan feitelijk voor iedere paardensporter gezien worden als het uitgangspunt voor het juist opleiden van een paard. Het scala bestaat uit twee fases: de vertrouwensfase en de fase waarin draagkracht wordt ontwikkeld. Onder de vertrouwensfase vallen de takt (zuiverheid van de beweging), de souplesse en ontspanning (losgelatenheid) en de aanleuning. Onder de fase waarin de draagkracht wordt ontwikkeld vallen de impuls, rechtgerichtheid en de verzameling.
De gehele opleiding van paarden leunt op deze principes en vormt dus een rode draad voor de dagelijkse training in elke discipline van de paardensport. De stadia zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden en niet los van elkaar te zien. Het doel is het ontwikkelen van het paard tot een ‘happy athlete’, die in harmonie met zijn ruiter loopt.
De vertrouwensfase
|1| Takt Emmelie Scholtens over takt:
Het eerste onderdeel van het scala is de takt. Hiermee wordt het ritme, de exacte regelmaat en de juiste volgorde van de beenzetting behorende bij de desbetreffende gang bedoeld. De stap is een viertakt, de draf een tweetakt en de galop een drietakt. Voor TeamNL dressuuramazone Emmelie Scholtens (openingsfoto met Indian Rock) is takt ook de allereerste basisvoorwaarde.
“Het is niet voor niks dat de takt als eerste onderdeel van het scala wordt genoemd. Het is de eerste voorwaarde die moet kloppen, al voordat je met een paard gaat trainen. De takt kan ook samenhangen met een stukje functionaliteit of gezondheid van het paard.” De takt is volgens Emmelie iets wat te ontwikkelen valt, maar in de basis moet de beweging wel taktmatig correct zijn. “Door training kijk je wel of je de beweging van het paard nog kunt verbeteren.
Wanneer een paard bijvoorbeeld moeite heeft met galopperen, kan je door meer training het paard sterker maken en daarmee ook de takt verbeteren. Ook in draf kan je de beweging van een paard verbeteren. Als je wat verder bent, kan je ook richting passage denken. Dat heeft dezelfde takt als de draf. Door veel training en schakelen kan je een paard meer op de achterhand krijgen, zodat je verderop in de opleiding richting passage kunt gaan. De stap is misschien de gang waar je het minste aan kunt verbeteren, maar verslechteren kan zeker wel, door bijvoorbeeld spanning. Wanneer een paard van nature al problemen heeft met de takt is dat moeilijk rijtechnisch op te lossen. Maar een paard met van nature een correcte takt verbeteren, is zeker mogelijk, door te werken aan kracht en buigzaamheid.”
‘Het is niet voor niks dat de takt als eerste onderdeel van het scala wordt genoemd’
Jur Vrieling onderweg in de landenwedstrijd van Aken met zijn Long John Silver 3 N.O.P.
|2| Souplesse en ontspanning
Jur Vrieling over souplesse en ontspanning:
Alleen vanuit de ontspanning kan een paard tot de juiste aanspanning komen. Daarom is het ontwikkelen van een soepel en ontspannen paard, dat over een verende rug loopt, zo belangrijk. TeamNL springruiter Jur Vrieling vertelt hoe hij hieraan werkt.
“Bij alle paarden vind ik het belangrijk dat ze eerst op hun eigen benen en rechtuit lopen. Daarin ga ik overgangen maken en een paard leren buigen om mijn binnenbeen door veel voltes te rijden. Daarmee ontwikkel je buigzaamheid en rek je de spieren op naar de zijkanten toe. Zo ontwikkel je steeds meer lenigheid en souplesse.”
‘Hoe losser en soepeler een paard is, hoe minder kans op blessures’
Die lenigheid en souplesse is voor Jur belangrijk voor de verdere opleiding. “Dat stukje buigzaamheid en souplesse wil ik steeds verder opbouwen. Een oefening die ik veel doe, is achtjes rijden. Daarin moet je van de ene kant omschakelen naar de andere kant, en krijg je een paard zo gelijk mogelijk aan de hulpen en merk je snel wanneer een paard een moeilijke kant heeft. Zorg dat je paard altijd vanuit de ontspanning op zijn eigen benen blijft lopen. De souplesse moet komen vanuit je binnenbeen en de buigzaamheid die je van daaruit verkrijgt.”
Ook met een wat heter paard blijft Jur aan de ontspanning werken, waarbij het belangrijk is dat het paard open blijft staan voor de hulpen. “Bij spanning moet je altijd op tijd weer terug naar de ontspanning. Ook hete paarden moeten rustig aan leren beenhulpen te accepteren en los te zijn. Want altijd geldt: hoe losser en soepeler een paard is, hoe minder kans op blessures.”
Nederlands kampioen Marlies van Baalen met Habibi DVB.
|3|Aanleuning
Marlies van Baalen over aanleuning:
De licht verende druk op de teugel die het paard aanbiedt als gevolg van de voorwaartse inwerking van de ruiter nadat deze contact heeft genomen, wordt de aanleuning genoemd. TeamNL dressuuramazone Marlies van Baalen vertelt wat belangrijk is bij het ontwikkelen van een goede aanleuning.
“Aanleuning draait niet alleen om het contact met de teugel, maar ook om het contact met de zit en het been: de drie contactpunten met het ruiterlichaam. Proeftechnisch gezien heeft een goede aanleuning de nek als hoogste punt en een paard dat stabiel met het neusje voor de loodlijn loopt. Met een jong paard heb je natuurlijk nog niet gelijk dat plaatje. Dat is ook logisch. Een paard moet eerst zijn balans hervinden als hij nog vrij kort onder het zadel loopt. In het begin zal een paard meer in horizontaal evenwicht lopen en nog niet gedragen zijn.”
Voor Marlies hangt een goede aanleuning ook samen met de houding en zit van de ruiter. “Het is heel belangrijk om als ruiter een stabiele aanleuning te geven aan je paard.
Door stil en stabiel te zitten kun je een paard een stille aanleuning geven. Daar komt lichaamsstabiliteit en ritmegevoel van de ruiter bij kijken. Zonder het juiste tempo geen balans en ook geen stille aanleuning.”
Marlies benadrukt dat een goede aanleuning altijd in ontwikkeling is en dat de weg naar een goede aanleuning voor ieder paard anders is. “Het hangt ook samen met de bouw van een paard, en hoe je hiermee omgaat moet je als ruiter goed aanvoelen. Een paard dat neerwaarts gebouwd is, heeft andere aandachtspunten dan een opwaarts gebouwd paard. Daarom hangt het krijgen van een goede aanleuning erg samen met de andere onderdelen van het scala, zoals de impuls en de losgelatenheid. In de opleiding van een paard komt het gewicht steeds meer op het achterbeen en ontstaat er meer gedragenheid. Dan kan de ruiter ook steeds meer de hand ontspannen en wordt de aanleuning mooier.”
‘Door stil en stabiel te zitten kun je een paard een stille aanleuning geven’
Janneke Boonzaaijer met ACSI Champ de Tailleur tijdens de Olympische Spelen van Tokio.
Ontwikkeling van draagkracht
|4| Impuls Janneke Boonzaaijer over impuls:
Impuls is het doorgeven van een ijverige en energieke, goed gecontroleerde stuwende activiteit vanuit de achterhand. Deze wordt door de ruiter opgewekt en beheerst. Deze activiteit wordt doorgegeven over een soepele en verende rug. Voor TeamNL eventingamazone Janneke Boonzaaijer is impuls een heel belangrijk begrip.
“Impuls kan zich op veel manieren laten zien, maar voor mij zijn er in de basis twee soorten. Het uiterste is de rengalop. Dat gaat echt op snelheid, dan gaat een paard in zijn beweging als een soort balletje rollen en loopt hij volledig uit zichzelf. De hele andere kant is de verzameling, wat nodig is om bijvoorbeeld een piaffe te rijden of een 1.60m. parcours te springen. Hier zit heel veel energie van achteruit in, die je moet bewaren en controleren en met kracht tot uiting laten komen in de oefening. En tussen deze twee soorten zit nog heel veel.”
‘Probeer die natuurlijke drang naar voren niet uit je paard te rijden. Houd een paard nooit te lang vast’
De basis is voor Janneke dat een paard uit zichzelf wil lopen: “Een paard moet drang naar voren hebben. Het ene paard heeft dat van zichzelf al meer dan het andere. Maar de impuls kan ook veel van de ruiter afhangen. We moeten daarom bewust zijn welke opdrachten we geven. Blijf zelf zacht in je lichaam en blokkeer niet door bijvoorbeeld met je bovenbenen te knijpen, ook daarmee kan je impuls weghalen. Bij paarden met veel looplust zie ik vaak dat mensen de neiging hebben tegen te houden. Maar dan maak je juist een bommetje onder je. Probeer die natuurlijke drang naar voren niet uit je paard te rijden. Houd een paard nooit te lang vast.”
Marieke van der Putten met Torveslettens Titanium RS2 tijdens het WK in Herning.
|5|Rechtgerichtheid
Marieke van der Putten over rechtgerichtheid:
Een rechtgericht paard moet recht zijn op de rechte lijn, maar ook gebogen zijn op een gebogen lijn. Een paard is rechtgericht wanneer de afdrukken van de achtervoeten in het spoor van de afdrukken van de voorvoeten treden. Voor TeamNL dressuuramazone Marieke van der Putten is rechtrichten een dagelijkse taak.
“Het rechtrichten staat pas vrij achterin het scala, maar toch vind ik het ook voor jonge paarden belangrijk dat je hier rustig mee aan het werk gaat. Een paard moet van achteren naar voren lopen en daarbij recht over vier benen onder je door lopen, waarbij de druk op je twee teugels zo gelijk mogelijk is. Een paard moet eerst leren op je been naar voren te denken. Daarmee leren ze automatisch ook recht naar twee teugels doortrekken.
“De meeste paarden zijn van nature een beetje scheef. Ik probeer dan niet te veel tegen te sturen, maar wel lange lijnen rechtuit te rijden. Met een scheef paard rijd ik veel op de tweede hoefslag, zodat ze niet aan de wand plakken en daar geen houvast aan hebben. Op de tweede hoefslag moet je voelen dat je paard op eigen benen wil gaan lopen. Probeer dat van achteruit op te zoeken, zonder te veel te sturen en te regelen aan de voorkant. Een paard moet leren dat de motor achterin ligt: als je dat naar voren kunt rijden, trekt een paard ook vanzelf steeds rechter. Het rechtrichten blijf je door heel de opleiding tegenkomen, ook in zijgangen en wissels ben je constant bezig om het paardenlichaam recht te houden en in zijgangen en wendingen moet de stelling en buiging beide kanten op kloppen. Ook de balans van een paard speelt hier een belangrijke rol.”
‘Met een scheef paard rijd ik veel op de tweede hoefslag’
Nederlandse kampioenen Maikel van der Vleuten en O’Bailey vh Brouwershof in Rotterdam.
|6|Verzameling
Maikel van der Vleuten over verzameling:
Het laatste onderdeel van het scala is de verzameling. Dit is het dragen van meer gewicht op de achterhand dankzij het sterker buigen van het heup-, knie- en spronggewricht in het achterbeen en het daardoor verder onder het zwaartepunt treden. Hierdoor krijgt de ruiter verlichting van de voorhand, waardoor oprichting ontstaat. TeamNL springruiter Maikel van der Vleuten vertelt wat verzameling voor hem betekent.
“Bij verzameling breng je het paard steeds meer in balans. Een jong paard moet eerst lekker op eigen benen lopen, maar daarbij is alles nog een beetje op de voorhand. Door een paard beter in balans te brengen, werk je richting de verzameling en komt het paard steeds meer op het achterbeen. Dat hebben we ook nodig om parcoursen te kunnen rijden.”
Maikel traint de balans en verzameling hoofdzakelijk door het rijden van overgangen: “Met jonge paarden zijn dat nog vooral overgangen stap-draf.
‘Verzameling ontstaat vanuit basiswerk. Je moet het niet willen forceren’
Ze moeten steeds meer vanuit dezelfde houding de overgang kunnen maken en in balans komen, zonder dat je veel gewicht in de hand hebt. De overgangen moeten steeds makkelijker worden en op kleinere hulpen gaan. De overgangen bouwen we uit naar stap-halthouden en weer wegdraven en overgangen van en naar galop. Hierdoor ontstaat er steeds meer kracht vanuit het achterbeen.”
Hierbij is voor Maikel het behouden van de ontspanning heel belangrijk. “Ik heb een ontspannen manier van werken met paarden, maar houd wel in de gaten dat de paarden aan de gang blijven, met een actief achterbeen. Om het achterbeen aan te spreken train ik ook wijken of schouderbinnenwaarts, of ik galoppeer vanuit een overgang terug brutaal weg naar voren. Zo houd je de paarden actief en bezig. Verzameling ontstaat vanuit basiswerk, je moet het niet willen forceren. Het komt door de tijd heen en bij het ene paard moet je het misschien wat meer creëren dan bij de andere.” <